Sinds 2005 reikt de Stichting P&V elk jaar de Burgerschapsprijs uit aan personen, initiatieven of organisaties in België of het buitenland die zich op voorbeeldige wijze inzetten voor een open, democratische, tolerante en solidaire samenleving. Dit jaar gaat de Burgerschapsprijs naar Yasmien Naciri, onderneemster, docente, schrijfster en columniste, en bestuurslid van het Hannah Arendt Instituut. De Burgerschapsprijs bestaat onder meer uit een kunstwerk van Philip Aguirre y Otegui en een financiële dotatie. Yasmien heeft beslist de volledige dotatie te schenken aan het Hannah Arendt Instituut, dat volgens haar dagelijks de visie van de actieve burger belichaamt.
Dank je wel, Yasmien, voor je engagement, je stem en je geloof in wat we samen proberen te doen.
Wie is Yasmien Naciri? Alles over haar werk en engagement

Maak kennis met Yasmien Naciri (1991), onderneemster, docente, schrijfster en columniste. Bovenal is ze een sociaal geëngageerde burger en bruggenbouwer. In 2015 lobbyde ze dankzij de Bel10 van Radio1 bij toenmalig N-VA minister van Economische Zaken en Werkgelegenheid Philippe Muyters voor een apart statuut voor student-ondernemers, waar duizenden jongeren nu jaarlijks beroep op doen. In Antwerpen richtte ze de jeugdwerking Fleks op, die jongeren stimuleert om te ondernemen in de brede zin van het woord. Ook stond ze aan de wieg van vzw Amana, dat jarenlang waterputten en dorpsscholen bouwde in Marokko.
Ze is onder andere auteur van ‘Wij nemen het heft in handen’ over de diverse samenleving en de plaats die jongeren daarin hebben, en ‘Klassenjustitie’, over de onbewuste vooroordelen en systematische ongelijkheid binnen het Belgische rechtssysteem. Vandaag zet ze zich, naast haar werk als docent en ondernemer, vrijwillig in voor verschillende bestuursraden waaronder Formaat, Ancienne Belgique, SAM, Muziektheater Transparant, Bednet en het Hannah Arendt Instituut. Uit liefde voor taal en cultuur, is ze ook lid van de beroepscommissie bij Literatuur Vlaanderen en werd ze in 2023 door het comité van ministers benoemd als raadslid bij de Taalunie.
Inspirerende speech van Yasmien Naciri: waarom spreken ertoe doet
Wat een eer.
Toegegeven, toen ik de boodschap kreeg dat ik deze prijs voor burgerschap zou ontvangen, twijfelde ik over de waarachtigheid van de mail. Ik dacht dat de Nigeriaanse prins, die me af en toe een phishing mail stuurt met de boodschap dat hij een miljoen euro voor mij klaar liggen heeft, alweer had toegeslagen. Creatiever weliswaar, en met aandacht voor mijn ego. Want niets zo egostrelend als een motivatiebrief van juryleden die een prijs moeten uitreiken.
Vijf dagen had ik nodig om de mail te laten bezinken. Niet omwille van mijn ego, of omdat ik – zoals gewoonlijk – angstig begin te zweten van mails en daardoor wel eens vergeet te reageren. Wel vanwege het simpele feit dat ik niet goed wist hoe te reageren op de erkenning. Wat zeg je dan ook na een brief met te veel complimenten? “Dank u”? Of: “Dat is nu wel lichtjes overdreven, niet?” Of misschien: “De waardering is wederzijds?”
Burgerschapsprijs. Het klinkt keurig. Heel fijn. En toch is de term ‘burgerschap’ gewichtiger dan hij lijkt. Het gaat niet over het correct invullen van belastingformulieren, het vermijden van boetes, het bereiken van ambitieuze doelen, of over wie zijn vuilnis op de juiste dag buiten zet. Begrijp me niet verkeerd: het kán daarover gaan, maar het is méér dan dat.
Burgerschap is wat mij betreft iets radicaal anders. Zoals filosofe Hannah Arendt het keurig wist neer te pennen: het is niet het netjes naleven van regels, het is het recht én de plicht om te verschijnen in de wereld. Om te handelen, te spreken, zichtbaar te zijn temidden van anderen.
Burgerschap begint voor mij met ademhalen. Met die ene diepe adem vóór je spreekt. Met de intentie en de bewuste keuze om niet te zwijgen.
Burgerschap begint daarom voor mij met ademhalen. Met die ene diepe adem vóór je spreekt. Met de intentie en de bewuste keuze om niet te zwijgen. Want zwijgen is de gemakkelijkste optie. Zwijgen voelt veilig, maar ik kan je verzekeren: schijn bedriegt. Zwijgen is niet altijd de veiligste optie. Niet veilig voor wie zwijgt, noch voor wie over gezwegen wordt.
Zoals Hannah Arendt schreef: wie zwijgt, verdwijnt uit de wereld van mensen. En laat dat nu net de uitdaging zijn in deze wereld: mensen die stap voor stap uit onze wereld verdwijnen omdat er te weinig gesproken wordt. Te weinig over hen, te weinig mét hen. Te weinig over problemen én over oplossingen. Te weinig over hoop en over durven dromen.
Ik heb geprobeerd om als mens niet te verdwijnen, en met mijn stem leven te blazen in maatschappelijke thema’s waarover te vaak gezwegen wordt. Stiltes die resulteren in het verdwijnen van mensen die dagelijks geconfronteerd worden met die uitdagingen. Zodra mensen verdwijnen uit het publieke debat, verdwijnen ze uit het beleid – en uiteindelijk uit de samenleving.
Maar ik zou liegen als ik zei dat ik nooit heb gedacht beter te zwijgen. Als jonge tiener tijdens discussies met mijn ouders bijvoorbeeld. Oh, hoe graag ze hadden dat ik eens gewoon zou zwijgen. Als kind was het op school en thuis geweten dat ik verlegen en stil was, weinig spraakzaam – totdat het over onrecht ging. Ook thuis. Maar ook als jonge twintiger dacht ik vaak dat het beter zou zijn als ik zou zwijgen. Die gedachte spookte vaak door mijn hoofd tijdens het zoveelste interview op de radio, op televisie, op podia of in één van mijn honderden columns.
Ik heb vaak gedacht te zwijgen en het spreken over maatschappelijke thema’s over te laten aan anderen – mensen die daar hun job van hebben gemaakt, die ervoor betaald worden. De publieke arena betreden maakte geen deel uit van mijn job, noch had ik er baat bij. Het bedrijfs- en ondernemersleven was mijn thuis. Toch voelde spreken aan als mijn plicht.
Jarenlang stond ik daarom plichtbewust en geheel vrijwillig in die arena: zichtbaar, hoorbaar, aanspreekbaar en vooral heel kwetsbaar. Ik nam deel aan het maatschappelijk debat, niet omdat ik overtuigd was van wat ik dacht – daar twijfelde en twijfel ik nog steeds over. Mijn meningen wijzigen wel eens. Maar er is altijd één constante: mijn geloof in onze vrijheden, de principes van onze liberale democratie en onze rechtsstaat.
Ik nam deel aan het maatschappelijk debat, niet omdat ik overtuigd was van wat ik dacht – daar twijfelde en twijfel ik nog steeds over. Mijn meningen wijzigen wel eens. Maar er is altijd één constante: mijn geloof in onze vrijheden, de principes van onze liberale democratie en onze rechtsstaat.
Het is die overtuiging die ik al jaren met me meedraag in die publieke arena. Ondertussen al voor de helft van mijn leven. De grijze haren op mijn hoofd verraden hoe lang dat is. En die rol die ik zo vlotjes opnam … Miljaar, dat was niet altijd een zegen. Soms voelde het als lopen met een fakkel door een kruitvat. En de fakkel? Dat was mijn overtuiging. Het kruitvat was de publieke arena.
Ik werd bingogewijs het mikpunt van haat, bedreigingen, stalking, beschuldigingen uit het niets. Mensen die mijn naam gebruikten alsof het een schietschijf was. Mijn hoofddoek, die ik geheel onschuldig begon te dragen als twintiger, werd voor velen een rode lap. Een sein om te stormen, te stoten, te kwetsen. Ik wist niet wie ze waren. Zij wisten niet wie ik was. En toch stonden we tegenover elkaar – offline, maar minstens even vaak, mogelijks vaker, online in de onzichtbare marktplaats van ideeën en overtuigingen. Een marktplaats waar moed en onveiligheid één klik van elkaar verwijderd zijn.
Want wie zich toont, wordt gezien. En wie gezien wordt, wordt soms geraakt. En wie het actief burgerschap hoopt te belichamen, wordt ongetwijfeld meermaals geraakt – in alle betekenissen van het woord.
Wie zich toont, wordt gezien. En wie gezien wordt, wordt soms geraakt. En wie het actief burgerschap hoopt te belichamen, wordt ongetwijfeld meermaals geraakt – in alle betekenissen van het woord.
Yasmien, je schenkt de volledige dotatie aan het Hannah Arendt Instituut. Waarom is het Instituut volgens jou vandaag nodig?
We hebben instellingen nodig die kennis, beleid en praktijk echt verbinden. Die mensen aanzetten om kritisch te denken, een eigen oordeel te vormen, met elkaar in gesprek te gaan en verantwoordelijkheid te nemen. Onze samenleving staat onder druk: ongelijke kansen, desinformatie, polarisatie, groepsdenken. Het Hannah Arendt Instituut maakt die uitdagingen zichtbaar en brengt onderbouwde antwoorden dicht bij beleid, praktijk en burgers. Met nuance en diepgang, ver weg van slogans.

Welke maatschappelijke uitdagingen maken dit werk extra relevant?
Polarisatie en desinformatie verharden online en tasten het weefsel van het samenleven offline aan; die twee sferen zijn onlosmakelijk verbonden. Zonder weerbaarheid komen samenleving, democratie en rechtsstaat snel onder druk te staan. Daarnaast zie je hoe grootstedelijke uitdagingen—denk aan woonkwaliteit, publieke ruimte en samenleven in diversiteit—steeds nadrukkelijker doorsijpelen naar andere gemeenten. Juist daar is behoefte aan praktische handvatten en lessen uit het verleden, en precies daar kan het Instituut veel betekenen.
Welke van onze thema’s raken u persoonlijk het diepst?
Inclusief, kennisrijk en levenslang onderwijs raakt me diep, omdat het de sleutel is tot gelijke kansen, actief burgerschap en verdraagzaamheid. Net zo belangrijk vind ik democratische weerbaarheid: mensen leren kritisch denken, bronnen controleren en elkaar echt ontmoeten over verschillen heen, online via gemeenschapsvormende platforms en offline in de praktijk.
Waarom engageer je je als bestuurder van het Hannah Arendt Instituut?
Sinds de oprichting draag ik het Instituut een warm hart toe. Mijn werk draait al jaren om bruggen bouwen tussen verschillende werelden, en de laatste jaren expliciet tussen praktijk, beleid en onderzoek. Ik geloof sterk in de missie en wil die actief uitdragen, in het belang van onze democratie en van de rechten en vrijheden die we met elkaar hebben opgebouwd.
Wat wenst u het Hannah Arendt Instituut toe de komende jaren?
Veerkracht. Doorzettingsvermogen. Moed. Het werk van het Hannah Arendt Instituut is broodnodig, nu meer dan ooit. Niet alleen hier. Hopelijk ook steeds sterker in internationale netwerken. Mijn wens? Dat het Het Hannah Arendt Instituut uitgroeit tot een Europese referentie in democratische weerbaarheid en pluralisme.