Leren van het Ninoofse integratiebeleid


Ninove zag, net als andere gemeenten in de Denderstreek, de voorbije decennia heel wat industriële activiteiten stopzetten en verenigingsleven teloor gaan. Tegelijkertijd verdubbelde het aantal nieuwkomers in de stad de afgelopen tien jaar. Dat resulteerde in een sterke sociale en politieke polarisatie. Ninove staat sinds de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2018 gekend als een bastion van radicaal tot extreem rechts. Doctoraatsonderzoeker Ona Schyvens en Prof. dr. Stijn Oosterlynck onderzochten hoe bewoners van Ninove het gevoel kan worden gegeven weer vat op het leven te hebben.

Ona Schyvens is doctoraatsonderzoeker aan de Universiteit van Antwerpen. Ze doet onderzoek naar de integratie en participatie van nieuwkomers in kleine en middelgrote steden. Prof. dr. Stijn Oosterlynck is hoogleraar stadssociologie. Hij is lid van het Centre for Research on Environmental and Social Change en van het bestuur van het Antwerp Urban Studies Institute.

Ona en Stijn, jullie werkten mee aan het tweejarige Europese project PISTE – Participation in Small- and Medium-Sized Towns. Wat is de doelstelling van dit project?

Ona: Het project PISTE wil de kwaliteit van het inburgerings- en integratiebeleid verbeteren door de deelname van nieuwkomers en personen met migratieachtergrond aan het integratiebeleid te bevorderen. Het project is gericht op kleine steden in Europa die geconfronteerd worden met een instroom van nieuwkomers. Dat resulteert vaak in spanningen met de lokale bewoners. Meer dan grote steden missen kleine steden en gemeenten de capaciteit en expertise om het integratieproces van nieuwkomers te omkaderen. Omdat hierover nog relatief weinig onderzoek bestaat, nam de Universiteit van Antwerpen het initiatief om deel te nemen aan dit project. 

Het onderzoeksproject probeert praktische antwoorden te vinden op de integratievraagstukken. Het PISTE-project vond plaats in vier Europese steden: Voio (Griekenland), Fermignano (Italië), Bebra (Duitsland) en Ninove (België). We hielden diepte-interviews en focus-groepsgesprekken met lokale beleidsmakers, middenveldorganisaties en zelforganisaties. Daarnaast hebben we experimenten opgezet rond de participatie van mensen met een migratie-achtergrond.

De keuze voor Ninove is niet toevallig. De stad  kwam in het nieuws door de verkiezingsoverwinning van Forza Ninove, de lokale partij van Vlaams Belang, bij de gemeenteraads-verkiezingen in oktober 2018. Ze behaalden 40% van de stemmen oftewel 15 van de 33 zetels. Hoe valt die populariteit te verklaren?

Ona: Er spelen verschillende factoren mee. Ten eerste is er de historische context. In de jaren 1970 bracht een de-industrialisatie grote werkloosheid met zich mee. De overheid heeft toen vooral geïnvesteerd in grote steden en de grote industriebekkens, bijvoorbeeld de staalindustrie en koolmijnen. De Denderstreek kreeg daarbij weinig beleidsaandacht. Daarnaast is het aantal mensen met een migratieachtergrond er in tien jaar tijd bijna verdubbeld, mede door de lagere huizenprijzen in vergelijking met Brussel en het historisch grote aanbod aan goedkope arbeiderswoningen in Ninove. Doordat mensen de samenleving snel zien veranderen, en zich er niet meer in herkennen, krijgen ze het gevoel van vervreemding en daar heeft radicaal-rechts garen bij weten te spinnen. Bovendien spreken gezinnen uit Brussel meestal Frans, wat historisch erg gevoelig ligt in de Vlaamse periferie van het overwegend Franstalige Brussel Hoofdstedelijke Gewest waarin Ninove zich bevindt.


Wanneer publieke en sociale dienstverlening desintegreert, gecombineerd met een migratiestroom, krijgen mensen het gevoel overweldigd te worden.

Stijn: Hannah Arendt schreef dat mensen gevoeliger worden voor extreme ideologieën wanneer het sociale weefsel verzwakt en de samenleving atomiseert. Wanneer organisaties en instituties, die als doel hebben om mensen te ondersteunen en hun stem te laten weerklinken in het maatschappelijke debat en de sociale strijd, het vertrouwen en de band met die mensen verliezen, gecombineerd met grote maatschappelijke veranderingen zoals een migratiestroom, krijgen mensen het gevoel overweldigd te worden en er alleen voor te staan. Dan dringt zich het verlangen op naar een sterke leider die orde op zaken stelt en een groter geheel – bijvoorbeeld het ‘eigen volk’ – om deel van uit te maken. Daar ligt deels de verklaring voor wat er in Ninove gebeurt. Tegen het diepe gevoel van voorbij te worden gestoken door burgers met een migratieachtergrond – bijvoorbeeld in de sociale dienstverlening –  kan geen fact check op. Hier kan het Hannah Arendt Instituut een rol spelen. Hoe herstel je dat sociaal weefsel en organisatieweefsel in deze gemeenten? 

Ona: De Denderstreek wordt bovendien gekenmerkt door een afname van de sociale en publieke dienstverlening en het verenigingsleven. Dat stimuleert het gevoel bij inwoners dat ze in de steek worden gelaten door de overheid en andere organisaties. Sinds 2019 is er wel sprake van een kentering. Zo hebben meer welzijnsorganisaties zich gevestigd in Ninove en worden projecten opgezet om bruggen te bouwen tussen de verschillende gemeenschappen.

In welke mate is de Vlaamse overheid een bondgenoot naar het lokale niveau toe betreffende het integratiebeleid?

Stijn: In vergelijking met de andere drie steden van het PISTE-project, biedt Vlaanderen best een ruime omkadering. Dat gaat dan over taal- en integratiecursussen, toeleiding naar de arbeidsmarkt, en een buddywerking om op informele wijze mensen te leren kennen. Het afgelopen decennium merk je echter wel dat de Vlaamse overheid minder een eigen visie ontwikkelt op wat integratie zou moeten zijn, dat laten ze over aan lokale besturen. Het huidige Plan Samenleven bestaat uit een menu van allerlei projecten of doelstellingen waarop gemeenten en steden kunnen intekenen. Gemeenten zijn eerder geneigd om de ‘makkelijkste’ doelstellingen te kiezen. Dat kan ervoor zorgen dat complexe problemen zoals racisme verwaarloosd blijven. De Vlaamse Overheid geeft hierover geen richtlijnen en het lokale niveau krijgt het idee dat ze op zichzelf is aangewezen, zeker rond thema’s zoals racisme waarover bij de bevolking weinig eensgezindheid is. Er is ook een verschil tussen grote steden zoals Antwerpen en Gent die een eigen dienst ter beschikking hebben en de diensten die vanuit Vlaanderen ter beschikking worden gesteld aan de gemeenten. De noden blijven zeer groot. 

Hoe slagen steden en gemeenten met beperkte middelen erin om toch een efficiënt migratiebeleid te voeren?

Ona: De uitdaging is om weerbaarheid op te bouwen tegen polariserende krachten door het sociaal weefsel te versterken. Dat kan een lokaal bestuur niet alleen. Daarvoor zijn verenigingsleven en sociale organisaties nodig met expertise in het betrekken van moeilijk te bereiken doelgroepen of het slaan van bruggen tussen sociale groepen. Omdat er in kleinere gemeenten vaak een gebrek is aan middenveldactoren met een specifiek aanbod op het domein van samenleven in diversiteit, moeten lokale besturen vaak zelf een aanbod realiseren. Een lokaal bestuur zou daarom actief organisaties kunnen opsporen en aantrekken naar de gemeente. Ik denk daarbij aan jeugdwelzijns- en welzijnsorganisaties. Ook etnisch-culturele zelforganisaties kunnen een waardevolle partner zijn. Ze staan nu vaak in de marges van lokale integratiebeleid, maar zouden mits ondersteuning een meer centrale rol kunnen spelen, vooral omdat ze beschikken over de toegang tot en het vertrouwen van de doelgroep. Onderzoek toont ook aan dat het ondersteunen van deze organisaties een sterke hefboom vormt voor de deelname aan de lokale beleidsvorming. Tevens kan een lokaal bestuur inzetten op een horizontaal integratiebeleid met een focus op huisvesting, werkgelegenheid, cultuur … Zeker Ninove heeft daar baat bij. Doordat de nieuwe inwoners uit Brussel vaak al een langere periode in België wonen, zijn ze meer zelfredzaam en hebben ze andere ondersteuningsnoden dan nieuwkomers. Tenslotte hebben kleinere steden en gemeenten vaak minder expertise in het uitbouwen van een lokaal integratiebeleid. Samenwerken met grote steden met meer bestuurscapaciteit en een langere geschiedenis van beleidsinitiatieven inzake integratie is cruciaal.


Nieuwkomers en mensen met een migratieachtergrond zijn net zo divers als de autochtone bevolking. Elk initiatief moet worden afgesteld op die diversiteit.

Een van de doelstellingen van het PISTE-project is dat mensen met een migratieachtergrond invloed kunnen uitoefenen op de politieke besluitvorming. Wat zijn daarbij de ervaringen? Is er sprake van obstakels bij de participatie?

Ona: Het is cruciaal om te begrijpen dat nieuwkomers en mensen met een migratieachtergrond intern net zo divers zijn als de autochtone bevolking. Elk initiatief moet op die diversiteit worden afgestemd. We kunnen echter wel enkele algemene vaststellingen doen. Nieuwkomers geven vaak aan dat ze niet benaderd willen worden vanwege hun nationaliteit, maar vanwege hun interesse in en betrokkenheid bij een bepaald onderwerp. Bovendien willen nieuwkomers niet alleen participeren aan het integratiebeleid, maar aan diverse beleidsdomeinen die betrekking hebben op hun dagelijkse leven, zoals arbeid, onderwijs, cultuur en werk. Bij het vormgeven van politieke participatie moet er ook rekening worden gehouden met de emancipatie van de groep. Soms zijn mensen afkomstig uit landen die amper een democratische cultuur kennen. Politieke educatie is dus een troef. Om moeilijk bereikbare groepen te bereiken, zijn vertrouwenspersonen ook van belang.

Stijn: Politieke besluitvorming verloopt vaak traag. Dat kan ontmoedigend werken bij participatie, zeker als er geen inzicht gegeven wordt in de besluitvorming. Burgerparticipatie kan dan als een boemerang terugkeren. Mensen investeren energie in het formuleren van beleidsvoorstellen en na twee jaar is er nog niets gebeurd. Besluitvorming valt nooit te voorspellen aangezien politieke meerderheden en budgetten veranderen. Bovendien weet je nooit of en hoe lang jongeren blijven. Jongeren uit Ninove vestigen zich vaak elders, zeker als ze elders hoger onderwijs gaan volgen.

Welke experimenten hebben jullie in het kader van het PISTE-project in Ninove georganiseerd?

Ona: We werkten samen met twee jongeren-participatieprojecten. Een daarvan bestond al: KRAS. Dat is een vrijwillig jaartraject voor leerlingen uit het secundair onderwijs. Dat project hebben we van nabij opgevolgd. Daarnaast hebben we een nieuw project opgericht, genaamd PISTE, in samenwerking met Stad Ninove, Habbekrats, Globelink en Uit De Marge. Door middel van rollenspellen, debatten en workshops kregen de Ninoofse jongeren de kans om hun stem te laten horen over lokale thema’s die hen bezighouden.

Tijdens de experimenten haalden de jongeren aan dat de teloorgang van de Denderstreek meestal wordt geprojecteerd op nieuwkomers en jongeren met migratieachtergrond, terwijl zij daar niet de oorzaak van zijn. Ondanks deze negatieve ervaringen, kwamen de jongeren met constructieve ideeën over hoe er meer participatie gecreëerd kan worden binnen de stad. Dat is positief en hoopgevend, aangezien de jongeren zo weerbaarheid opbouwen en de polarisatie kunnen doorbreken. Bovendien stapten de jongeren naar de gemeenteraad met concrete beleidsvoorstellen, waaronder het voorstel voor een jeugdplek voor jongeren boven de 18 jaar oud. Met resultaat. De stad kocht een jeugdhuis aan waar jongeren en jeugd- en welzijnsorganisaties zullen samenkomen om ervaringen en talenten uit te wisselen. Besluitvorming kan ook snel gaan.

Hoe kijken jullie naar de toekomst?

Stijn: Als sociologen kunnen wij geen blauwdruk formuleren van hoe een lokale samenleving zich moet organiseren. Mensen zullen die zelf moeten vormgeven. Natuurlijk is het wenselijk dat mensen met een migratieachtergrond participeren en het gevoel hebben inspraak te hebben in de lokale samenleving. Dat zal onvermijdelijk tot meningsverschillen leiden. Een volledig geïntegreerde cohesieve samenleving lijkt  dus geen mogelijk noch ideaal scenario. Belangrijk is om de meerstemmigheid te bewaken. Een goed georganiseerde samenleving, waar burgers zich organiseren en via een democratisch verenigingsleven een stem krijgen in het beleid, is wel nodig om te vermijden dat meningsverschillen leiden tot beter en meer gedragen beleid en niet tot onoverbrugbare tegenstellingen. Wat dat betreft durven we stellen dat Ninove de afgelopen jaren stappen in de goede richting heeft gezet. Met Hannah Arendt in gedachte hopen we dat een samenleving genoeg georganiseerd is om het gesprek te hebben. Niets is echter permanent verworven. De komende lokale verkiezingen zullen bepalend zijn voor het toekomstig beleid.

Delen

Prater, denker of doener?

Schrijf in op onze nieuwsbrief. Wij mikken op debat, wetenschap en actie.

Arendt
Academy

Leer waar en wanneer jij wil

Wetenschappelijke inzichten.
In toegankelijke e-learnings en webinars.